Gepubliceerd op vrijdag 13 oktober 2017
LS&R 1516
||
10 okt 2017
10 okt 2017, LS&R 1516; ECLI:NL:TGZRAMS:2017:110 (klacht tegen basisarts), https://lsenr.nl/artikelen/doorhaling-van-inschrijving-basisarts-in-het-big-register

Doorhaling van inschrijving basisarts in het BIG-register

Regionaal Tuchtcollege voor de gezondheidszorg Amsterdam 10 oktober 2017, LS&R 1516; ECLI:NL:TGZRAMS:2017:110 (klacht tegen basisarts) IGZ verwijt verweerster dat zij zich in de brede zin op het terrein van de huisartsgeneeskundige zorg begeeft, terwijl zij enkel basisarts is en niet als huisarts geregistreerd staat. Ook verleent zij als basisarts zorg die niet voldoet aan de daarvoor geldende normen en volgt zij amper geaccrediteerde bij- en nascholing, is de continuïteit van de spoedzorg niet goed geborgd en is er geen adequate informatie-uitwisseling tussen de basisarts en andere behandelaren van de patiënten. Ten slotte voldoet de dossiervorming van de basisarts niet volgens de inspectie. De klacht wordt gegrond verklaard. Het Tuchtcollege legt aan verweerster de maatregel op van doorhaling van verweersters inschrijving in het BIG-register en legt tevens bij wijze van voorlopige voorziening, een schorsing van verweersters inschrijving in het BIG-register.

3.    De klacht en het standpunt van klaagster
 
3.1.    De klacht is onderverdeeld in de volgende klachtonderdelen:
Verweerster
1.begeeft zich op het terrein van de huisartsgeneeskundige zorg terwijl zij
a. niet als zodanig geregistreerd staat,
b. niet handelt volgens geldende richtlijnen en
c. onvoldoende geaccrediteerde nascholing op het gebied van de huisartsengeneeskundige zorg volgt;
2. borgt de continuïteit van zorg niet, althans onvoldoende;
3. levert spoedzorg zonder te voldoen aan de daarvoor geldende voorwaarden;
4. schiet tekort in de dossiervoering;
5. schrijft op onverantwoorde wijze geneesmiddelen voor;
6. realiseert geen systematische kwaliteitsborging.
 
3.2.    De inspectie concludeert op basis van deze bevindingen dat verweerster ondanks meermalen gewezen te zijn op deze tekortkomingen en risico’s en een eerdere tuchtrechtelijke berisping ten spijt, onvoldoende inzicht toont in haar tekortkomingen en haar werkwijze niet aanpast, hetgeen grote risico’s oplevert voor de gezondheidszorg.

5.11.   Conclusie
De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in al haar onderdelen gegrond is. Verweerster heeft gehandeld in strijd met de zorg die zij ingevolge artikel 47 lid 1 sub a en sub b van de Wet BIG had behoren te betrachten.
 
5.12.    Ter beoordeling van de vraag welke maatregel daarvoor passend is, wordt het volgende overwogen. Verweerster is in 2012 door dit college berispt met daarbij de aantekening als weergegeven in overweging 2.3. Mede naar aanleiding van die tuchtrechtelijke uitspraak is verweerster door klaagster herhaaldelijk en met klem gewezen op haar tekortkomingen en de risico’s daarvan. Desondanks is verweerster onverdroten doorgegaan met haar zelfstandige en ongesuperviseerde praktijkvoering als huisarts, hoewel zij vanuit haar hoedanigheid van basisarts daartoe niet bevoegd was en onvoldoende bekwaam was. Zij heeft daarbij het leeuwendeel van de ter zake relevante richtlijnen geschonden.
Niet gesteld noch gebleken is dat zich calamiteiten hebben voorgedaan. Dit is echter onder deze omstandigheden niet aan verweerster te danken. Integendeel, haar handelwijze is
gevaarzettend geweest met forse risico’s voor haar patiënten.
Noch jegens de inspectie noch ter zitting heeft zij werkelijk verantwoording hiervoor afgelegd. Ondanks de herhaalde moeite die klaagster zich heeft getroost verweerster kansen te bieden en haar te zetten tot aanpassing van haar werkwijze, is het evident dat verweerster, zoals zij ook ter zitting heeft aangegeven, nog altijd van mening is dat zij goed bezig is (geweest), dat zij er geen enkel probleem in ziet om op ongewijzigde voet haar praktijk te continueren en dat zij dit ook van harte wil. Ter zitting gaf verweerster aan recent op zoek te zijn geweest naar een gekwalificeerde vorm van supervisie. Zij heeft dat gedaan om aan de kritiek van de inspectie in dezen tegemoet te komen. Zij is hierin niet geslaagd. Alhoewel zij dit betreurt acht zij dit gegeven niet onoverkomelijk: naar haar eigen inschatting heeft zij geen supervisie nodig om haar werkzaamheden als voornoemd op een verantwoorde wijze voort te kunnen zetten.
Het college kan hieruit niet anders afleiden dan dat verweerster geen enkel inzicht heeft in haar gedrag en de mogelijk nadelige gevolgen voor haar patiënten. Hierdoor bestaat er gerede vrees voor herhaling.
Dit alles betekent dat de meest verstrekkende maatregel, te weten de doorhaling van verweersters inschrijving in het BIG-register, de geboden maatregel is met het oog op de noodzakelijke bescherming van de individuele gezondheidszorg. Het college is alles afwegend van oordeel dat een minder vergaande maatregel hiertoe tekort zal schieten.
 
5.12.    Bovendien vordert het belang van de bescherming van de individuele gezondheidszorg dat bij wijze van voorlopige voorziening de schorsing van de inschrijving van verweerster in het BIG-register wordt opgelegd.
Redengevend hiervoor is met name de acute aard en ernst van genoemde gevaren voor de patiëntenzorg, de alle verwijten negerende houding van verweerster en haar ook ter zitting kenbaar gemaakte wil om haar praktijk onverkort en ongewijzigd voort te zetten.
Om verweerster gelegenheid te geven voorzieningen voor haar patiënten en praktijkvoering te treffen, zal de schorsing van kracht worden met ingang van vier dagen na de uitspraak van deze beslissing en dus ingaan op 14 oktober 2017 te 00.00 uur.
Deze schorsing zal gehandhaafd blijven totdat de beslissing tot doorhaling van de inschrijving onherroepelijk is geworden dan wel in hoger beroep is vernietigd.
 
5.13.    Om redenen, aan het algemeen belang ontleend, zal de beslissing zodra zij onherroepelijk is op na te melden wijze worden bekendgemaakt.