DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op woensdag 27 september 2017
LS&R 1502
||
27 sep 2017
27 sep 2017, LS&R 1502; ECLI:NL:RBDHA:2017:11301 (Celltrion tegen Biogen), https://lsenr.nl/artikelen/octrooi-reumato-de-artritis-niet-nieuw-omdat-prioriteitsrecht-niet-automatisch-is-overgegaan-in-over

Uitspraak ingezonden door Daan de Lange, Jan Pot en Boukje van der Maazen, Brinkhof

Octrooi reumatoïde artritis niet nieuw omdat prioriteitsrecht niet automatisch is overgegaan in overeenkomst

Rechtbank Den Haag 27 september 2017, IEF 17137; LS&R 1502; ECLI:NL:RBDHA:2017:11301 (Celltrion tegen Biogen) Octrooi vernietigd. Biogen is houdster van het EP 1 951 304 B1 sinds 22 oktober 2014. Het octrooi ziet op een behandelingsregime voor gewrichtsbeschadiging bij reumatoïde artritis. EP 304 doet een beroep op prioriteit van P1 en P2, met aanvraagdatum 6 november 2006. Celltrion stelt dat de uitvinders hun prioriteitsrecht niet geldig en tijdig hebben overgedragen aan Biogen. De rechtbank oordeelt dat uit de overeenkomst tussen Biogen en de uitvinders geen automatische overgang van het prioriteitsrecht kan worden afgeleid, Biogen kan zich niet beroepen op prioriteit van P1. Nu de door Celltrion overgelegde publicatie van Keystone van 21 juni 2006 deel uitmaakt van de stand van de techniek is EP 304 niet nieuw. De rechtbank vernietigt het Nederlandse deel van het octrooi.

4.5. Tussen partijen is niet in geschil dat de overeenkomst in het kader van de “Protection of the Company’s Intellectual Property and Goodwill”9onderscheid maakt tussen enerzijds een active assignment waarbij een recht automatisch overgaat van de werknemer op de werkgever (“I hereby assign”, artikel 5) en anderzijds de promise to assign die slechts een verbintenis schept tussen de werknemer en zijn werkgever om een recht over te dragen (“I will assign”, artikel 10). Een promise to assign houdt geen rechtstreekse eigendomsovergang in. Daarvoor moet nog een aparte rechtshandeling worden uitgevoerd. Tussen partijen is voorts niet in geschil dat een dergelijke aparte rechtshandeling strekkende tot overdracht van het prioriteitsrecht met betrekking tot P1, niet of in ieder geval niet tijdig heeft plaatsgevonden.

4.6. Celltrion stelt dat in de overeenkomst niet is geregeld dat een prioriteitsrecht automatisch overgaat. Uit artikel 10 van de overeenkomst blijkt volgens haar juist dat voor overdracht van een prioriteitsrecht een aparte rechtshandeling nodig is. Gedaagden betwisten dat en voeren aan dat uit artikel 4 en 5 blijkt dat sprake is van een automatische overdracht, waarbij zij zich mede beroepen op uitleg van de overeenkomst met inachtneming van de bedoeling van partijen.

4.7. De rechtbank stelt voorop dat de overeenkomst geen expliciete bepaling kent waarin de wijze van overdracht van prioriteitsrechten wordt geregeld. Het begrip ‘recht van voorrang (in het Engels: priority right) komt immers als zodanig niet voor in de overeenkomst.

4.12. De rechtbank stelt derhalve vast dat de overeenkomst in ieder geval onderscheid maakt tussen enerzijds Proprietary Information, zijnde vertrouwelijke bedrijfsinformatie met commerciële waarde, en anderzijds octrooien en andere daarmee samenhangende rechten. Vervolgens dient beoordeeld te worden het betoog van gedaagden dat de active assignment die is opgenomen in artikel 5, niet alleen ziet op Proprietary Information, maar mede op prioriteitsrechten als behorende tot de groep met octrooien samenhangende rechten.

4.13. De rechtbank verwerpt ook dat betoog. De tekst van de overeenkomst is op dat punt duidelijk:

I hereby assign to the Company (…) any rights I may have or acquire in such Proprietary Information.

In de hieraan voorafgaande zin wordt weliswaar aangegeven dat het bedrijf de enige en exclusieve eigenaar zal zijn van octrooien en daarmee samenhangende rechten, maar daarmee is nog geen sprake van daadwerkelijke overdracht. Alleen de zaken die behoren tot de Proprietary Information zijn onderwerp van de automatische overdracht die volgt uit de in artikel 5 opgenomen active assignment.

4.14. Gedaagden hebben voorts nog aangevoerd dat prioriteitsrechten, anders dan Celltrion stelt, niet vallen onder Inventions en daarmee geen onderwerp zijn van de in artikel 10 opgenomen promise to assign, en dat, wanneer vervolgens gekeken wordt naar de bedoeling van partijen, blijkt dat partijen voor ogen hebben gehad dat prioriteitsrechten automatisch overgaan zodat – zo begrijpt de rechtbank het standpunt – het ervoor moet worden gehouden dat dat ook is gebeurd.

4.15. De rechtbank is met gedaagden van oordeel dat prioriteitsrechten inderdaad evenmin behoren tot de Inventions als gedefinieerd in artikel 9. Immers, tot de Inventions als bedoeld in artikel 10 behoren improvements, inventions, formulas, biological materials, processes,techniques, know-how en data. De rechtbank is van oordeel dat de Inventions zoals die hier zijn gedefinieerd, zien op uitvindingen en technologische kennis, en niet op een van een octrooi-aanvrage afgeleid prioriteitsrecht. De formulering van de eerste zin van artikel 10 geeft daaraan ook steun, nu Inventions daar – net als Proprietary Information in artikel 5 – worden onderscheiden van octrooien en andere rechten die daarmee samenhangen.

4.16. Daarmee slaagt het genoemde verweer van gedaagden echter toch niet. Immers, de omstandigheid dat ten aanzien van de overdracht van prioriteitsrechten in de overeenkomst noch een active assignment is overeengekomen, noch een promise to assign, betekent niet dat vervolgens beoordeeld moet worden of partijen niet toch bedoeld hadden daaromtrent iets te regelen, en zo ja wat. Zoals hiervoor sub 4.4 is overwogen, wordt pas toegekomen aan de vraag naar uitleg van een bepaling in een overeenkomst, wanneer de tekst ervan onduidelijk is. Daarvan is in deze zaak, in ieder geval op dit punt, geen sprake nu bij de overeenkomst betrokken partijen destijds eenvoudigweg hebben nagelaten om een concrete afspraak te maken met betrekking tot overdracht van prioriteitsrechten.

4.17. In dit kader overweegt de rechtbank uitsluitend ten overvloede nog als volgt. Dat het de bedoeling van partijen bij de overeenkomst is geweest om uiteindelijk de werkgever te laten beschikken over patents and other rights in connection therewith moge zo zijn, maar is iets anders dan dat het de bedoeling van partijen is geweest om dat te bewerkstelligen via een automatische overdracht. In artikel 10 van de overeenkomst worden aan de werknemer verplichtingen opgelegd ten aanzien van door hem te verlenen medewerking aan het verkrijgen en handhaven van octrooien. Deze verplichtingen zijn geformuleerd in de vorm van toezeggingen:

I will assist the Company in every proper way (but at the Company's expense) to obtain and from time to time enforce patents on said Inventions in any and all countries. To that end I will, without limitation, assist and cooperate in legal proceedings, and will execute all documents for use in applying for and for obtaining and maintaining such patents thereon and enforcing the same, as the Company may desire, together with any assignments thereof to the Company or person designated by it.

Hieruit leidt de rechtbank af dat partijen zich bij het aangaan van de overeenkomst hebben gerealiseerd wat nodig was voor onder meer het verkrijgen van octrooien. Dat gevoegd bij de omstandigheid dat zij ten aanzien van andere zaken een nadrukkelijke active assignment dan wel promise to assign hebben opgenomen en dat ten aanzien van patents and other rights in connection therewith nu juist hebben nagelaten, lijkt een automatische overdracht daarvan ook niet de bedoeling van partijen te zijn geweest.

4.18. Nu naar het oordeel van de rechtbank uit de overeenkomst geen automatische overgang van het prioriteitsrecht dat is ontleend aan P1 kan worden afgeleid, en gesteld noch gebleken is dat dit recht anderszins tijdig aan (één van de) gedaagden is overgedragen, komt de rechtbank tot het oordeel dat gedaagden zich als houders van EP 304 niet kunnen beroepen op prioriteit van P1. De prioriteitsdatum komt daarmee in beginsel te liggen op de aanvraagdatum van P2, zijnde 6 november 2006. Zoals uit het navolgende zal blijken, kan in het midden blijven of, zoals Celltrion stelt, EP 304 ook geen prioriteit aan P2 kan ontlenen.

4.19. Onweersproken is dat uitgaande van een prioriteitsdatum van 6 november 2006, de hiervoor sub 2.9 genoemde publicatie van Keystone deel uitmaakt van de stand van de techniek. Nu gedaagden niet hebben bestreden dat EP 304 niet nieuw is ten opzichte van deze publicatie en ook niet hebben gesteld dat de zes ingediende hulpverzoeken nieuw of inventief zouden zijn ten opzichte van Keystone, moet de rechtbank tot het oordeel komen dat het betoog van Celltrion dat EP 304 om de aangehaalde redenen nietig is slaagt en dat de vorderingen van Celltrion dienen te worden toegewezen.