Gepubliceerd op donderdag 29 november 2018
LS&R 1677
Gerechtshoven ||
27 nov 2018
Gerechtshoven 27 nov 2018, LS&R 1677; ECLI:NL:GHAMS:2018:4312 (Rined tegen Wyeth en Cara), https://lsenr.nl/artikelen/schade-hormoonafval-rined-50-voor-eigen-rekening-door-nalaten-onderzoek-herkomst-product

Schade hormoonafval Rined 50% voor eigen rekening door nalaten onderzoek herkomst product

Hof Amsterdam 27 november 2018, LS&R 1677; ECLI:NL:GHAMS:2018:4312 (Rined tegen Wyeth en Cara) Geneesmiddelen. Wyeth, Iers producent van onder meer anticonceptiepillen, heeft Cara, afvalmakelaar, ingeschakeld. Wyeth voert met hormonen vervuild suikerwater uit naar (inmiddels gefailleerde) Bioland, dat voor verwerking van het afval zou zorgdragen. Er is gehandeld in strijd met diverse milieuregels. Bioland levert het hormoonafval aan o.a. Zeeland Voeders, die het weer door heeft verkocht aan Rined. De schade die Rined heeft geleden komt voor 50% voor haar rekening en voor 50% voor Wyeth en Cara op voet van art. 6:102 BW.  Hierbij speelt een rol enerzijds dat indien Wyeth en Cara bij de verwijdering van de desbetreffende afvalstroom de vereiste zorgvuldigheid hadden betracht het met hormonen vervuilde suikerwater niet beschikbaar zou zijn gekomen voor hergebruik in veevoeder en anderzijds dat de door Rined geleden schade voor een belangrijk deel had kunnen worden voorkomen indien zij, nadat zij door een van haar afnemers op de roze kleur van het met suikerwater vermengde tarwezetmeel was gewezen, het onderzoek naar de herkomst en samenstelling van het product had gedaan waartoe zij krachtens de toepasselijke regelgeving was gehouden en bij gebreke daarvan niet tot (verdere) uitlevering daarvan zou zijn overgegaan. Naar het oordeel van het hof hebben Rined enerzijds en Wyeth en Cara anderzijds in gelijke mate het gevaar voor het ontstaan van de schade zoals die is ingetreden in het leven geroepen en hebben zij aldus in gelijke mate aan het ontstaan van de schade bijgedragen

3.5.4. Vast staat voorts dat het suikerwater (in mindere of meerdere mate) de hormonen MPA, Oestradiol en Trimegeston bevatte en dat niet alleen Wyeth dit wist maar dat ook Cara van de vervuiling met in ieder geval MPA op de hoogte was. Wyeth en Cara moeten zich ervan bewust zijn geweest dat verwijdering van het suikerwater, zeker indien het bestemd was voor hergebruik, gepaard zou kunnen gaan met (gezondheids)risico’s voor mens en dier en daarmee naast gezondheidsschade vermogensschade zou kunnen veroorzaken. Het hof verwijst in dit verband naar het proces-verbaal van het verhoor van [C] van Wyeth (productie 49 van Rined in hoger beroep) waarin zij een afvalstof met daarin MPA als gevaarlijk kwalificeert, alsmede op de MPA betreffende Material Safety Data Sheet (hierna: MSDS, productie 8 van Rined in hoger beroep) waarin onder “hazards identification” als “signal word” “DANGER” wordt vermeld en waarin is opgenomen dat de stof kanker kan veroorzaken, de vruchtbaarheid en het ongeboren kind kan beschadigen en voorts een langdurige giftige uitwerking heeft op in het water levende organismen. De eveneens overgelegde MSDS van Oestradiol en Trimegeston bevatten soortgelijke vermeldingen.

3.8. Het hof komt op grond van het voorgaande tot de slotsom dat voor zover Rined schade heeft geleden als gevolg van het feit dat het door haar afgenomen suikerwater met hormonen vervuild was, deze schade voor 50% voor haar rekening moet blijven en Wyeth en Cara voor de overige 50% (op de voet van artikel 6:102 BW, aan de jegens deze gemaakte verwijten liggen grotendeels dezelfde feiten ten grondslag) hoofdelijk aansprakelijk zijn. Hierbij speelt een rol enerzijds dat indien Wyeth en Cara bij de verwijdering van de desbetreffende afvalstroom de vereiste zorgvuldigheid hadden betracht het met hormonen vervuilde suikerwater niet beschikbaar zou zijn gekomen voor hergebruik in veevoeder en anderzijds dat de door Rined geleden schade voor een belangrijk deel had kunnen worden voorkomen indien zij, nadat zij door een van haar afnemers op de roze kleur van het met suikerwater vermengde tarwezetmeel was gewezen, het onderzoek naar de herkomst en samenstelling van het product had gedaan waartoe zij krachtens de toepasselijke regelgeving was gehouden en bij gebreke daarvan niet tot (verdere) uitlevering daarvan zou zijn overgegaan. Naar het oordeel van het hof hebben Rined enerzijds en Wyeth en Cara anderzijds in gelijke mate het gevaar voor het ontstaan van de schade zoals die is ingetreden in het leven geroepen en hebben zij aldus in gelijke mate aan het ontstaan van de schade bijgedragen. Dat Rined niet tot verder onderzoek is overgegaan en gehoor heeft gegeven aan verzoeken van klanten om leveranties van het (in strijd met de toepasselijke regelgeving) met suikerwater vermengde tarwezetmeel heeft zeker aan het ontstaan van de schade bijgedragen, doch haar gedrag is in de gegeven omstandigheden niet zodanig ernstig verwijtbaar (dat zij bedacht had moeten zijn op de vervuiling van het product met hormonen en de schadelijke gevolgen daarvan is niet gebleken) dat dit met toepassing van de billijkheidscorrectie van artikel 6:101 BW tot een verder verval dan 50% van de (hoofdelijke) vergoedingsplicht van Wyeth en Cara leidt, welke laatsten zich van de onderhavige afvalstroom hebben ontdaan zonder de vereiste zorgvuldigheid te betrachten en aan wiens onzorgvuldig gedrag de aanwezigheid van hormonen in het als diervoeder verhandelde product gegeven de omstandigheden voor een aanzienlijk deel te wijten is. Naar het oordeel van het hof eist de billijkheid evenmin op grond van andere omstandigheden een correctie op de voornoemde 50-50 causaliteitsafweging.