DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op donderdag 17 augustus 2023
LS&R 2199
||
15 aug 2023
15 aug 2023, LS&R 2199; ECLI:NL:CBB:2023:425 (Appellant/Minister van Infrastructuur en Waterstaat), https://lsenr.nl/artikelen/boetebesluit-voor-desinfectiemiddel-herroepen

Boetebesluit voor desinfectiemiddel herroepen

College van Beroep voor het Bedrijfsleven 15 augustus, LS&R 2199, ECLI:NL:CBB:2023:425 (Appellant/Minister van Infrastructuur en Waterstaat) Bestuursrecht. In deze zaak oordeelt het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (hierna: CBB) over het hoger beroep ingesteld door appellant tegen een eerdere uitspraak. Appellant exploiteert een reinigings- en ontsmettingsplaats voor vrachtwagens waar dieren mee zijn vervoerd. Het desinfectiemiddel dat hij daarvoor gebruikte voldeed niet aan de gestelde minimumeisen, zo bleek uit een monster dat uit de spuitlans is afgenomen. Hier heeft appellant een boete voor gekregen. De rechtbank heeft dit besluit vernietigd en de boete gehalveerd. In hoger beroep stelt appellant dat het monster in strijd met de werkinstructie van de NVWA is genomen, terwijl de monsters die wel in navolging van deze werkinstructie zijn genomen aan de norm voldeden. De minister van Infrastructuur en Waterstaat stelt daartegenover dat het voor rekening en risico van appelant komt hoe deze het desinfectiemiddel aanmaakt en de gebruiksconcentratie daarvan controleert. 

Het College stelt dat het boeterapport onvoldoende grondslag geeft voor de vaststelling dat appellant een overtreding heeft begaan. Het rapport geeft geen concrete feitelijke beschrijving van de stappen die zijn genomen bij het nemen van het monster. Ook heeft de toezichthouder die de vermeende overtreding constateerde zich niet aan het werkvoorschrift gehouden. Door al deze factoren is onzeker of het monster dat zich in de spuitlans bevond representatief was voor het gebruikte desinfectiemiddel. Het College vernietigt de uitspraak van de rechter en doet de zaak zelf af. Het boetebesluit wordt herroepen.

6.3 Daarmee biedt het boeterapport onvoldoende grondslag voor de vaststelling dat [naam 1] artikel 17, vijfde lid, van de Biocidenverordening heeft overtreden. Een concrete feitelijke beschrijving van de stappen die de toezichthouder heeft genomen bij het nemen van het monster ontbreekt. De enkele verwijzing naar het werkvoorschrift volstaat in dit geval niet, omdat de toezichthouder van dat werkvoorschrift is afgeweken. Ter zitting heeft de minister toegelicht dat destijds de toezichthouders mondelinge instructies kregen die van het werkvoorschrift afweken. Volgens die mondeling instructie moesten zij de monsters juist uit de spuitlans nemen na het doorspuiten van de spuitlans. Nu in het boeterapport niet concreet staat beschreven dat de toezichthouder deze mondelinge instructie heeft gevolgd, valt niet na te gaan dat hij het monster heeft genomen na het doorspuiten van de spuitlans. Daarom is onzeker of de samenstelling van het middel in de spuitlans op het moment van de monsterneming wel representatief was. Mogelijk was alleen een residu van het middel in de lans aanwezig, maar de aanwezigheid van een residu in een spuitlans valt niet als “gebruik” in de zin van artikel 17, vijfde lid, van de Biociden-verordening aan te merken.