LS&R 2239
16 mei 2024
Uitspraak

Geen meldingsplicht voor Teva over parallel lopende zaak in kort geding tegen Novartis

 
LS&R 2180
7 mei 2024
Artikel

DeLex zoekt juridisch redactioneel stagiair vanaf juni/juli 2024

 
LS&R 2238
25 april 2024
Uitspraak

Boete wegens reclame over 'geneesmiddel' zonder handelsvergunning

 
LS&R 1292

Conclusie AG: Niet vereist dat er eerst een verzoek om vertrouwelijke behandeling is ingediend

Hof van Justitie EU 7 apr 2016, LS&R 1292; ECLI:EU:C:2016:215 ((Bayer CropScience en Stichting De Bijenstichting)), https://lsenr.nl/artikelen/conclusie-ag-niet-vereist-dat-er-eerst-een-verzoek-om-vertrouwelijke-behandeling-is-ingediend

Conclusie AG HvJ EU 7 april 2016, LS&R 1292, zaak C‑442/14; ECLI:EU:C:2016:215 (Bayer CropScience en Stichting De Bijenstichting)

[Richtlijn Milieu Informatie 2003/4/EG] – Toegang tot milieu-informatie – Uitzonderingen – Vertrouwelijke industriële en commerciële informatie – Informatie over emissies in het milieu – Vertrouwelijkheid – [Verordening Gewasbeschermingsmiddelen (EG) nr. 1107/2009] – Gewasbeschermingsmiddelen – [Biociden Richtlijn 98/8/EG] – Biociden. Zie eerder: [LS&R 1033]

Conclusie AG:

1)      Voor de vertrouwelijke behandeling van informatie die in het kader van toelatingsprocedures overeenkomstig richtlijn 91/414/EEG betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen of richtlijn 98/8/EG betreffende het op de markt brengen van biociden is verstrekt, geldt krachtens artikel 4, lid 2, van richtlijn 2003/4/EG inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie, niet de voorwaarde dat eerst een verzoek om vertrouwelijke behandeling is ingediend overeenkomstig van artikel 14 van richtlijn 91/414, artikel 19 van richtlijn 98/8 of artikel 63, lid 1, van verordening (EG) nr. 1107/2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen.

2)      Het begrip ‚informatie over emissies in het milieu’ in artikel 4, lid 2, tweede alinea, laatste volzin, van richtlijn 2003/4 moet aldus worden uitgelegd dat hieronder moet worden begrepen informatie over de introductie in het milieu van stoffen, organismen, micro-organismen, trillingen, warmte of geluid, met name in de lucht, het water of de grond, als gevolg van menselijke activiteiten, alsmede informatie over de gevolgen van emissies, maar niet de in artikel 63, lid 2, van verordening nr. 1107/2009 vermelde informatie.

3)      Het begrip ‚informatie over emissies in het milieu’ in de zin van artikel 4, lid 2, tweede alinea, laatste volzin, van richtlijn 2003/4 omvat met name:

–        gegevens die een inschatting geven van de uitstoot van een middel, zijn werkzame stof(fen) en andere bestanddelen in het milieu als gevolg van het gebruik van het middel, los van de vraag of die gegevens zijn verkregen door middel van (semi)veldstudies of andersoortige studies (bijvoorbeeld laboratoriumstudies en translocatiestudies);
–        informatie over laboratoriumstudies waarbij de proefopzet erop is gericht om onder gestandaardiseerde omstandigheden geïsoleerde aspecten te onderzoeken en in het kader waarvan veel factoren (bijvoorbeeld klimatologische invloeden) worden uitgesloten en de proeven vaak worden gedaan met – in vergelijking met het gebruik in de praktijk – hoge doseringen;
–        informatie over residuen na de toepassing van het middel in de proefopstelling in bijvoorbeeld de lucht of op de bodem, bladeren, pollen of nectar van een gewas (dat is voortgekomen uit behandeld zaad) in honing of op niet-doelwitorganismen;
–        informatie over de mate van (stof)drift bij de toepassing van het middel in de proefopstelling;
–        de volledige informatiebron en niet slechts de (meet)gegevens die daaruit eventueel zijn te destilleren.”

LS&R 1291

Conclusie AG: Op portieverpakkingen moet land van oorsprong staan

Hof van Justitie EU 5 apr 2016, LS&R 1291; ECLI:EU:C:2016:200 (Breitsamer und Ulrich tegen Landeshauptstadt München), https://lsenr.nl/artikelen/conclusie-ag-op-portieverpakkingen-moet-land-van-oorsprong-staan

Conclusie AG HvJ EU 5 april 2016, RB 2695; zaak C‑113/15; ECLI:EU:C:2016:200 (Breitsamer und Ulrich tegen Landeshauptstadt München)[Honingrichtlijn 2001/110/EG] — Artikel 2, lid 4 — Vermelding van het land of de landen van oorsprong waar de honing is vergaard — [Richtlijn levensmiddelenetikettering 2000/13/EG] — Artikel 1, lid 3, onder b) — Betekenis van ‚voorverpakt levensmiddel’— Al dan niet vermelden van het land van oorsprong op portieverpakkingen honing die in dozen aan instellingen te koop worden aangeboden en vervolgens afzonderlijk worden verkocht of in gekochte maaltijden worden geleverd — Artikel 13, lid 4 — Draagwijdte van de uitzondering voor kleine verpakkingen — [Verordening verstrekking van voedselinformatie aan consumenten  (EU) nr. 1169/2011] — Artikel 2, lid 2, onder e) — Betekenis van ‚voorverpakt levensmiddel’ — Artikel 16, lid 2 — Draagwijdte van de uitzondering voor kleine verpakkingen”. Conclusie AG:

Portieverpakkingen met honing die (alvorens te koop te worden aangeboden) wordt verpakt in een recipiënt groter dan 10 cm2 met afgesloten aluminium deksel dat moet worden geopend om de inhoud ervan te kunnen veranderen, die samen worden verpakt en aan instellingen worden verkocht in een doos waarvan het etiket het land van oorsprong van de honing vermeldt, zijn „voorverpakte levensmiddelen” in de zin van artikel 1, lid 3, onder b), van [Richtlijn levensmiddelenetikettering], en artikel 2, lid 2, onder e), van verordening (EU) nr. 1169/2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten. Dat is ook het geval wanneer dergelijke portieverpakkingen als deel van een gekochte maaltijd aan de eindverbruiker worden geleverd of verkocht en niet als portieverpakkingen aan eindverbruikers worden verkocht of afzonderlijk aan instellingen worden geleverd. Het land (of de landen) van oorsprong moet (moeten) derhalve, behoudens eventuele toepasselijke uitzonderingen, op het etiket of de verpakking van dergelijke portieverpakkingen worden vermeld overeenkomstig artikel 2, punt 4, onder a), van [Honingrichtlijn], de artikelen 1, lid 3, onder b), 3, lid 1, punt 8, en 13, lid 1, van richtlijn 2000/13 en de artikelen 2, lid 2, onder e), 9, lid 1, onder i), 12, lid 2, en 26, lid 2, onder a), van verordening nr. 1169/2011.

LS&R 1289

Uitspraak ingezonden door Fleur Tuinzing-Westerhuis, Houthoff Buruma.

Conclusie ziet niet op gemiddelde deeltjesgrootte, maar dat er micronisatie plaatsvindt

Rechtbank Den Haag 30 mrt 2016, LS&R 1289; ECLI:NL:RBDHA:2016:3509 (JP Russel tegen Innovet), https://lsenr.nl/artikelen/conclusie-ziet-niet-op-gemiddelde-deeltjesgrootte-maar-dat-er-micronisatie-plaatsvindt

Rechtbank Den Haag 30 maart 2016, IEF 15832; LS&R 1289; ECLI:NL:RBDHA:2016:3509 (JP Russel tegen Innovet)
Octrooirecht. JP Russel ontwikkelt en verkoop voedingssupplementen en dieetvoeding voor medisch gebruik, onder het merk PEAPURE verkoopt zij palmidrol met een pijnstillende en ontstekingsremmende werking. Innovet is houdster EP1207870B1 voor 'pharmaceutical compositions containing N-palmitoylethanolamide and use thereof in the veterinary field'. JP Russel vordert vernietiging van Nederlandse deel van EP 870, subsidiair een verklaring voor recht dat JPR PEA niet onder de octrooibeschermingsomvang valt.  EP 870 beschrijft niet tot welke deeltjesgrootteverdeling micronisatie zou  dienen te leiden. Een micronisatiestap wordt in EP 006 niet expliciet vermeld en de vakman zal een dergelijke stap er ook niet in meelezen. De rechtbank staat JP Russel toe bewijs te leveren dat zij bij de vervaardiging geen micronisatiestap toepast.

LS&R 1290

Inbreuk op ABC met verlenging volgens weesgeneesmiddelen- en pediatrische verordening

Rechtbank Den Haag 30 mrt 2016, LS&R 1290; ECLI:NL:RBDHA:2016:3427 (Imatinib), https://lsenr.nl/artikelen/inbreuk-op-abc-met-verlenging-volgens-weesgeneesmiddelen-en-pediatrische-verordening

Vzr. Rechtbank Den Haag 30 maart 2016, IEF 15835; LS&R 1290; ECLI:NL:RBDHA:2016:3427 (Novartis tegen Teva c.s.; Imatinib)
ABC. Pediatrische Verordening. Weesgeneesmiddel. Novartis is houdster van ABC NL300086, dat is verkregen na verloop van het basisoctrooi EP0564409, voor de werkzame stof imatinib, wat als weesgeneesmiddel is aangewezen voor de behandeling van chronische myeloïde leukemie. Novartis breidt haar handelsvergunning uit met nieuwe indicatie voor pediatrische patiënten, waardoor de ABC met een duur van zes maanden, ofwel op basis van de Weesgeneesmiddelenverordening, een marktexclusiviteit van twee jaar. Verlenging van de ABC-termijn voor uitgevoerd pediatrisch onderzoek ook mogelijk als geneesmiddel eerder als weesgeneesmiddel aangewezen is geweest. Inbreukverboden worden gegeven.

LS&R 1287

Geen deelname van zorgprofessionals bij Weense bijeenkomst

Codecommissie GMH 1 feb 2016, LS&R 1287; Advies 15.03 (Congres in Wenen), https://lsenr.nl/artikelen/geen-deelname-van-zorgprofessionals-bij-weense-bijeenkomst

Aan de stichting GMH is de volgende adviesvraag voorgelegd: Mag een leverancier van medische hulpmiddelen een beperkt aantal Nederlandse zorgprofessionals uitnodigen voor deelname aan een bijeenkomst in wenen, waar een nieuwe product zal worden geïntroduceerd? 

Voor het toetsingskader komen artikel 10,11 en 12 in aanmerking. Bij artikel 10 is het noodzakelijk dat de locatie specifiek is ingericht voor de bijeenkomst en het product, hier is geen sprake van. Uit de adviesaanvraag is niet gebleken dat de bijeenkomst is geaccrediteerd, dus artikel 11 gaat ook niet op. Volgens artikel 12 moet de locatie gerechtvaardigd zijn in het licht van de aard van de product gerelateerde bijeenkomst, hier wordt ook niet aan voldaan, het programma voldoet daarentegen wel aan de voorwaardes. Dus geen van de artikelen bieden ruimte om de zorgprofessionals de bijeenkomst bij te laten wonen. 

LS&R 1286

Geen afgifte medisch dossier overleden moeder

Rechtbanken 8 dec 2015, LS&R 1286; ECLI:NL:RBNHO:2015:12044 (Zoon tegen huisarts), https://lsenr.nl/artikelen/geen-afgifte-medisch-dossier-overleden-moeder

Zoon vordert een afgifte van het medische dossier van zijn overleden moeder van de huisarts wegens zijn voornemen om een klacht in te dienen tegen de zorginstelling die zijn moeder tijdens haar laatste jaren heeft verzorgd. De vordering is zeer ruim geformuleerd. Er is onvoldoende aanleiding om aan te nemen dat de verleende volmacht aan de zoon ertoe strekte om de gevorderde informatie op te vragen. Er zijn ook onvoldoende aanwijzigingen dat er een ander zwaarwegend belang geschaad zou kunnen worden indien de geheimhoudingsplicht van de huisarts niet wordt doorbroken, hiervoor zou de zoon eerst een klacht moeten indienen bij de thuiszorginstelling. De vordering wordt afgewezen.

LS&R 1285

Reclame-uiting van "De Homoeopaath" over griepprik in strijd met Geneesmiddelenwet

3 mrt 2016, LS&R 1285; ("De Homoeopaath”), https://lsenr.nl/artikelen/reclame-uiting-van-de-homoeopaath-over-griepprik-in-strijd-met-geneesmiddelenwet

Vzr. RCC 3 maart 2016, RB 2690; LS&R 1285; Dossiernr. 2016/00088 ("De Homoeopaath”)
Uiting: Het betreft een door adverteerder (“De Homoeopaath”) op Facebook geplaatst bericht met onder meer de volgende inhoud: “Kies voor gezondheid en kies voor de homeopathische griepvaccinatie (…) De jaarlijkse griepprik biedt bescherming tegen de 3 meest voorkomende influenza’s. Steeds meer mensen worden ziek van de griepprik, door mogelijke bijwerkingen van de griepprik. Gelukkig is er ook een homeopathische griepvaccinatie met nagenoeg geen bijwerkingen met als extra voordeel dat het een hogere bescherming biedt dan de reguliere griepprik. De klassieke homeopathische geneeswijze bevordert algemeen welbevinden door de eigen natuurlijke geneeskracht van het lichaam te versterken. Homeopathische middelen zijn altijd van natuurlijke aard en stimuleren het eigen lichaam om de genezing in werking te zetten en te vervolmaken, Dat is precies het tegenovergestelde van de reguliere geneeskunde die meestal symptomen bestrijdt en ziektes ‘onderdrukt’. De homeopathische vaccinatie is voor iedereen geschikt en geeft een bescherming van meer dan 89 procent. Bij herhaling zelfs meer dan 94 procent. Bijkomende voordeel van een homeopathische vaccinatie is dat inname met alleen korrels heel eenvoudig is, en de bijwerkingen vrijwel nihil zijn.”

LS&R 1284

Conclusie AG over verbod cosmeticadierproeven in landen buiten de EU

Hof van Justitie EU 17 mrt 2016, LS&R 1284; ECLI:EU:C:2016:179 (EFfCI tegen Secretary of State for Business, Innovation and Skills), https://lsenr.nl/artikelen/conclusie-ag-over-verbod-cosmeticadierproeven-in-landen-buiten-de-eu

Conclusie AG 17 maart 2016, LS&R 1284; C-592/14; ECLI:EU:C:2016:179 (EFCI tegen Secretary of State for Business, Innovation and Skills)
Zie eerder LS&R 1073. Verzoekster is een vakvereniging die producenten in de EU van chemische en natuurlijke ingrediënten voor cosmetische producten vertegenwoordigt. Drie van verzoeksters leden hebben buiten de EU dierproeven verricht om zo tegemoet te komen aan de eisen van de Japanse en Chinese markt. De vraag is of cosmetische producten met deze ingrediënten binnen de EU (i.c. in het VK) op de markt mogen worden gebracht. Conclusie AG:

LS&R 1283

Landelijke infrastructuur voor elektronische gegevensuitwisseling in de zorg niet onrechtmatig

Hof Arnhem-Leeuwarden , LS&R 1283; ECLI:NL:GHARL:2016:1697 (VPH tegen VZZ), https://lsenr.nl/artikelen/landelijke-infrastructuur-voor-elektronische-gegevensuitwisseling-in-de-zorg-niet-onrechtmatig

Hof Arnhem-Leeuwarden 8 maart 2016, LS&R 1283; ECLI:NL:GHARL:2016:1697 (VPH tegen VZZ)
Zie eerder LS&R 950. De onderhavige zaak heeft betrekking op de in 2012 ingevoerde landelijke infrastructuur voor elektronische gegevensuitwisseling in de zorg. VPH c.s. hebben bezwaren tegen de inrichting en het gebruik van de zorginfrastructuur. Zij stellen dat de inrichting van de landelijke infrastructuur voor elektronische gegevensuitwisseling in de zorg onrechtmatig is, gezien het medisch beroepsgeheim en de wijze waarop aan patiënten toestemming voor gegevensuitwisseling wordt gevraagd. Het hoger beroep faalt. 

LS&R 1282

Conclusie AG: Uitsluiting particulieren van voordeel vereenvoudigde VHB-procedure niet verenigbaar met art. 34 en 36 VWEU

Hof van Justitie EU 10 mrt 2016, LS&R 1282; ECLI:EU:C:2016:158 (Audace), https://lsenr.nl/artikelen/conclusie-ag-uitsluiting-particulieren-van-voordeel-vereenvoudigde-vhb-procedure-niet-verenigbaar-me

Conclusie AG HvJ EU 10 maart 2016, LS&R 1282; C-114/15; ECLI:EU:C:2016:158 (Audace)
Prejudiciële vragen LS&R 1114. Parallelinvoer geneesmiddelen dierkundig gebruik. In deze zaak dient het Hof zich uit te spreken over de procedure voor het afgeven van een vergunning door de bevoegde autoriteiten van een lidstaat voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik die een niet met de fabrikant verbonden particulier, namelijk een veehouder of dierenarts, parallel aan het distributienetwerk van deze fabrikant invoert.